woensdag 2 november 2011

Radicaal nieuw rekenen

Vandaag vertelde een collega dat haar zoontje bijna vier wordt. Dat betekent dat er een hele wereld open gaat voor het kind, want het gaat naar school. Op school komt het kind in aanraking met dingen die het zelden gezien heeft, van groepsprocessen met leeftijdsgenoten tot compleet nieuwe manieren van torens bouwen met blokjes en van het bakken en mee naar huis nemen van kleikunstwerken tot de eerste aanzetten tot echt onderwijs. Het is niet voor niets dat je vanaf je vierde jaar geen peuter meer bent, maar kleuter. Je zit in een hele nieuwe fase in je leven, minstens even nieuw als wanneer je naar de middelbare school gaat of wanneer je je diploma krijgt en aan het werk gaat.


Er schijnt aan de andere kant van Amersfoort een basisschool te zijn met een speciaal karakter waarin, als ik mijn collega goed heb begrepen, voor verschillende leerlingen verschillende onderwijswegen zouden liggen en waar de klassieke schoolbanken en de groepjes tafels uit mijn jeugd losgelaten worden. Mijn collega vond het leuk om te zien dat een meisje met een laptop op schoot met opgetrokken voetjes op een zitzak in de hoek van een bank geconcentreerd bezig was.


Details heb ik nauwelijks meegekregen, maar wel dat het een nieuw concept is, of een samenraapsel van allerlei concepten als Jenaplan, Dalton, Montessori etc. Een school die zelf actie onderneemt om onderwijs beter te maken, dat is een verrijking. Nu ken ik de details niet, maar ik ben altijd voor de radicaal nieuwe aanpak, voor de visionaire oplossingen. (zie mijn bericht over Aubrey de Grey) Deze zijn naast praktisch het proberen waard zeker inspirerend en zetten mensen aan om ook op een nieuwe manier na te denken over bestaande dingen die bij ons ingesleten zijn. Een aantal ouders was niet overtuigd van de nieuwe manier van wat een "school" is en dat is het goed recht, maar anderen, waaronder mijn collega, waren enthousiast. Zij zien in het vernieuwende potentieel, zo denk ik dat je het moet plaatsen.



Toen ik mijn collega hoorde vertellen, dacht ik aan mijn basisschool De Wingerd (die tegenwoordig Darwin heet) in Oisterwijk waar ook wel vooruitstrevend gedacht werd over onderwijs. We kregen een takenlijstje waar je in twee weken tijd doorheen moest en waarvoor je tijd kreeg naast de normale klassikale lessen. Ik weet nog dat ik dat als prettig ervaarde, want ik was ook zo'n kind dat gebaat was bij een individueel programma.


Er waren wel dingen die me niet aanstonden. Rekenen was te simpel en onpraktisch. Na 10 sommen snapte ik het idee van 4+8 wel en moest ik nog een pagina aan 5+7 en 2+4 doorploeteren, zonder doel uiteindelijk. Als je 10 knikkers hebt en Jantje pakt er 4 af, dan is dat hetzelfde principe als wanneer je 12 sneedjes brood hebt en je geeft er 5 aan een zebra. Gelukkig mocht ik op mijn eigen tempo die rekendingetjes doorwerken en het werd ook een sport om daar een voorsprong van meer dan een jaar mee op te bouwen op mijn klasgenoten.


Nu ik meer dan 15 jaar ouder ben, ben ik geen rekenwonder gebleken. Wiskunde A is nooit een probleem geweest, maar al dat gedoe met sinussen, cosinussen en al die onzin is nooit bij me binnengekomen, omdat het niet werd geplaatst binnen een kader waardoor het zinvol blijkt. Het was gewoon simpel rekenen omdat je wiskunde in je pakket moest hebben. Na de basisschool, waarin het leuk was om de topscore van het rekensommenspelletje op de computer in de hoek van de klas te lijf te gaan, was de lol er wel af. 


Wiskunde is dus intrinsiek saai. Als je wiskunde leuk vindt, dan kun je er wat mee. Als je het niet leuk vond, kun je je er wel doorheen werken zoals ik op de middelbare school heb gedaan, maar al die axioma's en stellingen zijn dan niet meer dan instructies voor staartdelingen. En staartdelingen is een archaïsche manier om iets te doen waar we iets moderns voor hebben dat we nooit mochten gebruiken als het erop aan kwam: het rekenmachine.


Op TED.com vond ik een jaar geleden onderstaande video van een wiskundeleraar genaamd Conrad Wolfram. Hij verwoordt het vele malen beter dan ik zou kunnen. Waarom is het wiskundeonderwijs voor iedereen onder de maat? Waarom kunnen mensen als ik er niks mee, waarom klagen ondernemingen dat de kennis te gering is en waarom worden nerds niet uitgedaagd? Wolfram komt met een aantal simpele aanbevelingen die potentie in wiskunde leggen. Sommige mensen vinden dit geen wiskunde meer, maar ik denk dat dit soort radicale omgooiingen het onderwijs onvergelijkbaar veel beter kunnen maken.





Een hobby van mij is programmeren en een tijdje geleden ontdekte ik Löve, een eenvoudige programmeertaal waar tweedimentionale computerspelletjes mee gemaakt kunnen worden. Een half jaar geleden besloten een vriend van me en ik om er één in gang te zetten rondom de Romeinse burger Virtus Pontius die we als falende bode rondom de bekendste ramp van de Romeinse tijd hebben neergezet. Wat deze tragische figuur ons leerde, geeft volgens mij Wolfram gelijk. Wanneer we hem wilden laten springen, had dat allerlei gevolgen voor zijn positie in verticale zin (eerst snel omhoog, dan afremmen tot een omslagpunt en dan snel omlaag, simpel gezegd). Toen hij een trireme onder zijn commando kreeg (wat dat kreeg hij), wisten we dat de richting waarin zijn schip voer en de positie op de x en y-as die het schip zou innemen gegeven de snelheid van het schip, door sinus en cosinus bepaald werden. Daar kwam ik achter tijdens het uitpuzzelen van hoe het werkt.


Simpel gezegd is de booschap als volgt: we zitten met een hoop zaken die we zonder morren zo accepteren zoals ze zijn. Soms duikt er een nieuw idee op en het is aan ons dat te omarmen. Heilige huisjes zijn er om richting te geven, maar ze zijn niet heilig. Het enige dat heilig is, is je potentieel. Dat kun je zo breed maken als je wilt. Voor de een is dat een contract bij Real Madrid, voor de ander eentje bij Telstar, voor een derde een miljard aan beleggingen. 


Blaise Pascal schreef ooit: "Rien ne nous plait que les combats, mais non pas la victoire." Met van die beroemde quotes is het vaak allang niet meer de originele betekenis die tot de verbeelding spreekt, maar datgene dat in the eye of the beholder ontstaat naar aanleiding van zo'n uitspraak. Op de weg naar het doel kunnen hele mooie en interessante dingen liggen als je maar bereid bent ze te zien. Volgens mij is dat bij uitstek het doel van onderwijs. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten